Overtredingen van de 4e graad brengen de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar en leiden bij een ongeval bijna onvermijdelijk tot fysieke schade.
Voorbeelden van overtredingen van de 4e graad
- Links inhalen op een helling of in een bocht wanneer dit verboden is
- Andere bestuurders aansporen tot overdreven snel rijden
- Verkeerstekens op een overweg negeren
- Rechtsomkeer maken op de autosnelweg
- Straatraces houden
Straffen bij overtredingen van de 4e graad
- een boete van 220 tot 2750 euro, en
- een verplicht verval van het recht tot sturen van 8 dagen tot 5 jaar (de rechter kan echter weigeren om het verval uit te spreken mits hij zijn beslissing uitdrukkelijk motiveert)
Opmerkingen
- Bij herhaling van een overtreding binnen het jaar worden de boetes verdubbeld.
- Enkel voor bestuurders die geen woon- of vaste verblijfplaats in België hebben kan een onmiddellijke inning van 300 euro worden voorgesteld.
Volledige lijst van overtredingen van de 4e graad
De overtredingen op de hierna vermelde bepalingen zijn overtredingen van de vierde graad in de zin van artikel 29 § 1, eerste lid, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968:
Bepaling | Artikel |
In het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg : | |
1° De volgende bevelen negeren van een bevoegd persoon : — de arm of de armen horizontaal uitgestrekt, wat stoppen betekent voor de weggebruikers die naderen uit richtingen welke deze aangewezen door de arm of armen, dwarsen; — het overdwars zwaaien met een rood licht, wat stoppen betekent voor de bestuurders naar wie het licht gekeerd is. | 4.2.2° en 3° |
2° Het is verboden een bestuurder aan te sporen of uit te dagen overdreven snel te rijden. | 10.4 |
3° Het links inhalen van een gespan of van een voertuig met meer dan twee wielen is verboden bij het naderen van de top van een helling en in bochten, wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is, behalve indien kan ingehaald worden zonder de doorlopende witte streep te overschrijden die het voor de tegenliggers bestemde deel van de rijbaan aflijnt. | 17.2.3° |
4° Het is verboden zich op een overweg te begeven : — wanneer de slagbomen in beweging of gesloten zijn; — wanneer de rode knipperlichten branden; — wanneer het geluidssein werkt. | 20.3 |
5° Op autosnelwegen en autowegen is het verboden : — de dwarsverbindingen te gebruiken; — te keren; — achteruit te rijden of te rijden in de tegenovergestelde rijrichting. | 21.4.1°, 2° en 3° en 22.2 |
6° Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te laten parkeren op de overwegen. | 24, lid 1, 3° |
7° Behoudens speciale toelating van de wettelijke gemachtigde overheid zijn verboden op de openbare weg, alle snelheids- en sportwedstrijden, inzonderheid snelheids-, regelmatigheids- of behendigheidsritten of -wedstrijden. | 21.6. 4°, 22.2. en 50 |
Lees hier meer over overtredeingen van de eerste graad
Lees hier meer over overtredeingen van de tweede graad
Lees hier meer over overtredeingen van de derde graad